Vrijdag 6 november 2020,

Dag beste lezers,

Kwart over zeven, ik kan niet meer slapen … dus sta ik maar op. Manlief is nog bezig met zijn weerbericht. Ik drink een kopje koffie terwijl ik naar buiten kijk. De tuin roept me.

Manlief kruipt even later weer in bed. Het is vakantie, dus dat moet kunnen. Gelukkig heb ik deze nacht goed geslapen, veel beter dan de vorige. Mijn hoofd zat toen te vol toen ik ging slapen met alle gevolgen van dien. Dus liep ik gisteren toen de avond viel nog in de tuin rond. Genietend van de rood verkleurende horizon, het wegvallen van de energie. De rust daalde als het ware op me neer. En dat hielp … heel veel ! Zo had ik een punt om naar weer te keren als ik wou slapen. Dan dacht ik aan dat gevoel en werd vanzelf rustig. Tijd om alles los te laten en dan … was ik vertrokken naar dromenland.

Gisteren was echt mijn dag niet, maar vandaag is een nieuwe dag. Laat ik er maar iets mooi van maken.

Ik trek mijn warme kleren aan, want het heeft lichtjes gevroren. De zon komt op. Nog even een wasmachine starten, de kodak nemen en dan naar buiten. Als ik de deur open komt de ochtendkou me tegemoet. De dag is al begonnen. De tuin zit vol met vogels. De lucht is gevuld met hun gezang. De hanen kraaien : “Het is tijd om op te staan”. Eerst loop ik rond het huis naar voren. De ochtendzon zet de treurwilg in een gouden gloed.

Aan zijn voet worden de honingzwammen steeds groter.

Hier heb ik gisteren het gras gemaaid en de kruiskruiden verwijderd. Het is weer lekker kort, klaar voor de krokussen volgend jaar. Een beetje verder vult mijn neus zich met een zoete geur. Het is de Choissya die alweer bloeit. Zalig vind ik dat. De forsythia’s zijn geel en bruinrood verkleurd. Ze kleuren de zijborder.

De damherten van zoonlief staan netjes naast elkaar, één met hoofd en één zonder.

Ik loop weer naast het huis naar achteren.

Veel aarde ligt hier bovenop het gras. Hier heeft een beest gewoeld.

De zon verlicht de esdoorn en de kers, de magnolia en de dennen. De magnolia heeft reeds zijn bladeren verloren, maar vormt zijn bloemknoppen voor volgende jaar.

In huis slaat de verwarmingsketel aan. Ik wandel verder. Blaadjes dwarrelen uit de eik, de hazelaars en de kastanjes naar beneden.

De parkieten kwetteren. Een zwerm kleine vogeltjes vliegt door de lucht. Ondertussen is het negen uur en steekt er een licht windje op. De laatste bladeren wapperen aan de bomen. Het gras in Kjell en Lucy hun tuintje is alweer gegroeid en ligt vol bladeren. Deze bladeren zijn voor de bladmand. De bladeren die rond de struiken en vaste planten liggen mogen daar blijven ter bescherming en voor de bodemdiertjes. Ik loop door het hek het weiland in. De dahlia’s hangen slap.

De vorst heeft hen genekt. Dit jaar hebben ze gebloeid tot vijf november. Niet slecht, hé ?

Op de serre ligt een dunne laag ijs.

Een merel komt snoepen van de sierappels.

Hij vliegt snel de andere richting uit als hij mij ziet. “Rustig, ik wil je ontbijt niet verstoren, mereltje lief “. Kleine druppels water hangen aan de sierappels.

Het gras is wit en kraakt onder mijn schoenen.

De border wordt steeds kaler, maar heeft toch nog prachtige kleuren.

De miscanthus schittert in verschillende bruintinten.

Op de rups hangen kleine regendruppels. Ze verlichten de rups, die langzaam over de grond kruipt.

Enkele zwammen vullen haar lijf.

Ik loop langs het kippenhok. “Dag lieve kippen, nog even geduld, ik kom later terug”.

Mijn vingers en tenen hebben koud, mijn adem vormt een fijne damp in de lucht. Mijn wangen zijn lekker fris. Zo heb ik het graag. Eindelijk wordt het iets kouder, zoals het hoort.

De bruine stengels van de kaardebol vormen een mooi tafereel.

Een dun laagje ijs ligt op mijn bankje onder de linde.

Het gras ziet wit en ook de fopzwammen zijn bedekt met een dun laagje ijs.

Maar vanaf het moment dat de zon wat hoger komt smelt het ijs snel en begint alles te druppen. Even in het weiland hiernaast piepen. Gisteren liepen hier de twee meisjes Damhert. Eentje althans, de tweede zat achter de hoge draad bij de drie schapen. ” Oei, hoe is ze daar terecht gekomen en geraakt ze daar terug uit?” dacht ik gisteren nog. Tot mijn verbazing zie ik de twee meisjes weer samen op het weiland naast ons en het donkere bokje zit er ook bij.

Wat een opluchting! Het bokje huppelt snel weg zodra hij mij in de gaten krijgt. De meisjes zijn er gerust in.

Ze zouden beter een beetje meer schrik hebben! Na een tijdje verdwijnen de meisjes ook het bos in.

De berken zijn geel verkleurd, hun witte stammen blinken in de ochtendzon.

De schaapjes grazen in de wei.

Links hangt de maan, rechts

komt de zon op. Ik hoor stemmen, merels vliegen verschrikt op. “Kra, kra, kra, drie kraaien vliegen over het bos.

De perelaar zit vol vogels. Als ik dichterbij kom vliegen er minstens zes merels weg. Heel wat vogels zitten op de grond van de peren te eten.

Deze vormen een lekkere voedselbron. Zie ze smullen! Daar komt er alweer eentje dichterbij.

Een pimpelmees zit hoog in de boom op een rijpe peer. Met zijn fijne snavel tikt hij snel tegen de peer. Mmm, lekker. Als zijn buikje gevuld is vliegt ie weer verder het bos in.

De grote eik en de populieren zijn mooi verkleurd.

De zon zet ze nog eens in een extra gloed. Overal hoor ik vogels. Prrt, prrt, prrt. Ook mijn maatje is van de partij. Rust en toch zoveel leven, al die mooie kleuren, de zon, de kou, de frisse lucht, de vrijheid. Al die indrukken maken me blij en ook wat verdrietig. Alles is tegenwoordig niet meer zo evident. Maar de vogels geven het voorbeeld, het leven gaat verder. Doe wat belangrijk is om te overleven. Maar durf ook te voelen, wat is juist en wat is verkeerd ? Dat is voor iedereen anders. Er is nog zoveel te doen. Vind rust in dat drukke hoofd, observeer.

Als ik wat beter kijk zie ik dat de oude eik vol zit met kleine vogeltjes. Ik denk dat het meesjes zijn. Ze springen van tak naar tak. Uit het bos klinkt geklepper. Wat zou dat zijn ? Eens gaan kijken. Ik zie een bonte specht tegen een dode tak  pikken. Koolmezen vliegen van spar naar spar. Een vliegtuig trekt een witte streep door de blauwe lucht. De maan staart me aan. Twee groepen vogels trekken door de lucht naar warmere oorden. Ook de bonte specht verlaat het bos en vliegt over onze tuin. Het wordt zo stilaan tijd om terug te keren. Binnen wachten me nog enkele taken en de rest van de familie zal zo wel wakker worden. Ik wandel op mijn gemak terug.

“Dag vogels, dag tuin, bedankt voor jullie gezelschap”.

Warme of zouden het deze keer koude groeten zijn ?

De Tuinvrouw