Donderdag 10 september 2020,
Dag beste lezers,
Na de grote appelpluk en het persen van het sap zijn we met volle goesting terug aan het tuinieren geslagen. Manlief heeft de grote grasmachine uitgehaald en is delen van het weiland beginnen afrijden. Niet alles tegelijk. De sprinkhanen mogen nog wat in onze tuin verblijven. Ik luister zo graag naar hun vrolijke lied. Ondertussen ga ik met de spa de jonge eiken en ratelpopulieren te lijf. Hard labeur, maar het moet nu eenmaal ook gebeuren. Als de kinderen van school komen mogen ze ook wat meehelpen. Lucinde en manlief trekken het gras op grote hopen. Kjell is wat later thuis en mag samen met mij het gras naar de aanhangwagen voeren. Ik ben alvast begonnen. Ze doen het allebei zonder mopperen. Ze mogen niet klagen, ze hebben niets te kort en mogen best veel, dus … . Het is een heel werk, maar samen maken we het werk licht. We zien het als een familie-activiteit. De volgende dag rijden manlief en ik naar het groenpark om te lossen.
En hoe smaakt het appelsap ? Mmm, lekker zoet. We hebben al twee dozen van vijf liter leeg gedronken in slechts één week tijd. Dat gaat hier een gang!
Vorige week hebben we erover gestemd of er ook perensap moet zijn. En de kinderen stemden volmondig : “Ja”. Dus moest er opnieuw met man en macht geplukt worden. Lucinde plukte van op de grond. Kjell, manlief en ik staan afwisselend op de ladder met een doorgeefsysteem komt elke geplukte peer in de kruiwagen terecht. Wat een leuke bezigheid. We plukten samen maar liefst 5 en een halve kruiwagen peren.
De top van onze gigantische perelaar is nog steeds overbeladen met peren.
Daar kunnen we niet aan. We gaan onze nek niet breken voor een peer. Alle dagen vallen er peren naar beneden Ik kan er later nog een deel stoven of gelei van maken. Zal voor dat laatste nog wat tijd moeten zoeken, maar wil het toch eens proberen.
Zoonlief eet elke dag een appel van de “Fred” boom. Ze zijn lekker zoet. We hebben het trapladdertje in de serre laten staan zodat hij er alle dagen één kan gaan plukken.
Ondertussen blijft de zomer en de droogte maar voortduren. Kjell heeft mijn donkere tent terug opgezet in de tuin.
Plaats genoeg nu er een deel van het gras gemaaid is! Zolang het weer het toelaat slaap ik liever buiten. Zoonlief slaapt op zijn veldbedje in zijn huisje.
Op een avond, onderweg naar mijn tent, kwam ik een egel tegen. Ik zei : ” Dag vriend”. Hij keek verbaasd op en verdween toen snel tussen de planten. Voor ik ga slapen kijk ik ook nog even naar de sterren en luister ik naar de zingende sprinkhanen. Zo kan ik helemaal zen onder de wol kruipen. Voor ik in slaap val hoor ik de hoornaars nog voorbij de tent vliegen. Zoef, … . Die beesten zijn dag en nacht actief. Gaan die ook nog eens slapen ? Of zouden ze met wisselende shiften werken? Ze komen het zoete sap halen van de Salix sachalinensis’ Sekka’ of bandwilg.
Veel last heeft deze wilg er niet van. Hij groeit al snel genoeg. Af en toe hoor ik : ritsel, ritsel, boem. Dat is een peer die naar beneden valt.
Als ik niet moet werken word ik wakker met het gekraai van de hanen en het gezang van de vogels. Heerlijk toch, wat moet een mens nog meer hebben. Gisteren ben ik terug naar de yogales in Ursel gegaan. Ze hebben weer groen licht gekregen zolang we ons aan de coronamaatregelen houden. We zitten buiten in een grote cirkel op veilige afstand rond een kaars. Ik vind het heerlijk om zo de avond te voelen vallen, alles komt tot rust. En zo kan ik daarna weer goed slapen. Ik ben wel even wakker geworden van een klein buitje, zeg maar een mini buitje. En toen ik opstond was het gras nat en hadden de planten weer frisse kleuren. Even kijken in de regenmeter of er iets in zit. Er is slechts een halve liter gevallen. De grond blijf kurkdroog. Als ik met mijn kodak naar buiten ga is het al half tien. Ik wandel naar achteren. In de schaduwtuin is er niet veel kleur meer. Enkel groen in verschillende tinten en vormen.
Hier is het nog lekker fris. Verderop voorbij het hek zie ik Mevrouw Doornik al bij de Sebrights staan.
Ze loopt achterom en blijft dan naast het hok van de kuikens staan. “Hé, dat was mijn hok, wanneer mag ik weer naar huis ?” Iedere avond moeten we haar hier uit de klimroos halen en haar naar het kippenhok achteraan dragen.
Rechts van mij staan de dahlia’s te bloeien.
De serre is nog nat.
Ik loop door Alléé des Pommettes”. De sierappels worden steeds mooier.
Ook in de struikenborder kleuren bessen rood
en verkleuren de bladeren.
Af en toe zie ik een vogeltje van struik naar struik vliegen.
De vogels zingen trouwens nog steeds alsof het lente is, de sprinkhanen tjirpen. In de verte blaft een hond en hoor ik auto’s. De parkieten kwetteren en de hanen kraaien. Een zacht windje steekt op, speelt met mijn lange kleed en blaast mijn haar in mijn gezicht. Maar het is nog steeds warm genoeg. Hier en daar verschijnen de asters in verschillende kleuren.
Er staan nog steeds verschillende rozen te bloeien. De hemelsleutels zijn alweer een tint donkerder dan vorige week.
De kippen lopen verspreid door de tuin.
Kijk daar zijn broer en zus weer samen op pad.
De eenden liggen te genieten in de zon.
Ik loop langs de rozenpergola en kijk om me heen. Hier en daar bloeit nog een roos, anderen hebben kleurrijke bottels.
De donker roze rozenbottel aan het kippenhok bloeit nog steeds hoog in zijn top.
Het pampasgras maakt zich klaar om nieuwe pluimen te vormen.
Een enkele roos piept nog boven de struikenborder.
Mijn bankje staat rustig onder de linde in de zon.
Ik loop er heen, een duif vliegt op. Zorgvuldig kies ik een proper plekje om te gaan zitten. De grootste kuikens zitten hier ook graag en laten meestal wel wat achter. Voor mij rechts zie ik een stuk gemaaid weiland, eenzaam wiebelende schommels en een tent.
Hier en daar staan nog wat planten. Een groepje bremstruiken mag blijven staan. De oudere gaan toch kapot. Daarnaast staan nog enkele daglelies en hibiscussen boven. Achteraan wordt het geheel afgezoomd met sparren, ratelpopulieren en eiken. Daarvoor staat de tulpenboom met een lichter groen blad.
Aan de linkerkant is het gras nog lang en staan nog veel te veel zaailingen van bomen.
Nog werk genoeg, dus. Groepjes kippen lopen door de tuin. Ik sta op en loop verder de tuin in. Even opletten dat ik niet over de koord van de tent struikel. Er liggen nog regendruppels op. Het zijn de laatste getuigen van het mini buitje deze nacht.
Achteraan staat nog één enkele lupine te bloeien.
Een icarusblauwtje (klein vlindertje) landt op een verdroogde grasspriet. Een witje fladdert voorbij.
Voor mij zie ik nog steeds de maan,
achter mij de zon. Ritsel, ritsel, boem, boem, twee peren vallen naar beneden. Er moeten er nog een heleboel vallen, hoor.
En dan landt er een libel op een verdroogde grasspriet. Er is hier nog steeds veel leven, ook al zijn de meeste bloemen verdwenen. Ik loop tussen de vele zaailingen van bomen. Straks wordt dit een bos als ik dit zo laat. Jammer dat het bos hier achteren niet zo snel uitbreidt.
Ik hoor stemmen, mensen wandelen in het bos. Een zwaarbeladen eikentak verspert het bospaadje achteraan.
Even afwachten tot alle eikels er af zijn. Misschien veert hij dan weer wat op. Zo niet dan moeten we hem een beetje lichter maken of ons paadje omleiden.
Vorige week vrijdag heb ik trouwens de eekhoorn gezien met een eikel in zijn snoet. Hij kan weer beginnen met een nieuw bos te planten. Gelukkig graaft hij er deze winter weer een deel op.
Een beetje verderop staat een wit bloemetje te bloeien.
Het heeft een geel hartje en krijgt bezoek van een wesp.
Ik loop langs de grote perenboom. Hier blijf ik zeker niet onder staan. Het lijkt me nog even te riskant.
Verderop staat de moerascypres nog steeds frisgroen. Hoe doet ie het toch ?
Dan loop ik tussen de twee bandwilgen door voorbij de wilgenhut. De laatste is leeg, kaal en verlaten. De beukenhaag er rond groeit als kool. Dan kom ik manlief tegen. Hij zit op een stoel naar de kippen te kijken. Lekker even chillen. Hij heeft net een deel van zijn hostaverzameling water gegeven. “Pff, hosta’s zijn geen planten meer voor dit nieuwe klimaat”, zegt hij weemoedig.
Ik geef de kippen eerst wat vers drinken en vul de groene en zwarte bak op. Zo kunnen de eenden weer een bad nemen als ze er zin in hebben. De bruine eend vangt vliegen. De blauwe eend lust wel wat wespen. Raar beest, je speelt met je leven. Een doornikse hen komt drinken. Een haan kraait achteraan in de tuin. De zon brandt op mijn huid. Ik ga maar weer eens verder. In de rozentuin bloeit een witte roos.
Ik twijfel of ik nog een rondje bottels zal knippen voor een extra bloei. De rozen bloeien heel lang de laatste jaren. Volgende week krijgen we nog een hittegolf, jamais vu, in deze tijd van het jaar. Ik kijk er NIET naar uit!
Rustig keer ik weer. Mijn teenslippers klikken onder mijn voeten. Door de haag zie ik de verdroogde mais. Het zal niet lang meer duren voor ze hem komen rooien met grote machines.
Rechts bloeit nog een donker roze roos boven de beukenhaag.
Links bloeien de dahlia’s.
Zal ik er straks eentje komen afsnijden voor in een vaasje binnen. Tja, ik zal het wel weer vergeten.
In Kjell zijn tuintje begint de Lespedeza aarzelend te bloeien.
Wilde kastanjes liggen op de grond tussen verdroogde bladeren. Een beetje verderop bloeit een blauwe Liriope.
Het droge park staat nog vol met gele bloemen. Er vliegt een duif uit de notelaar. Dit jaar zijn er weinig noten.
In de top van de rode beuk verschijnen nieuwe bladknoppen.
Gelukkig maar, hij is niet dood. Het is nu nog de vraag wanneer deze gaan uitlopen? Liefst na de winter. Manlief vreest er voor.
Op een roosje zit een wit vlindertje te zonnen.
De Tulbachia’s bloeien nog steeds met hun fijne roze bloemetjes.
De Agapanthussen zij uitgebloeid maar hebben nu zaad gevormd.
Een atalanta vliegt door de voortuin en landt op één van de houten damherten. Dan hoor ik wat geritsel … een dikke duif komt met een takje uit het park gewandeld en vliegt op. Gaat ze nu nog een nestje bouwen ? “In de haag zit nog een nest met jonge merels”, zegt manlief. De kerkklokken slaan twaalf uur. Aan de overkant hoor ik de buren. Ze gaan vast eten. Ik ga ook maar eens naar binnen.
Ik wens je nog een mooie dag. Kijk goed rond en besef dat alles wat je ziet niet vanzelfsprekend is. Geniet vooral van de kleine dingen, die dagelijks op je pad komen, wees dankbaar.
Warme groeten
De Tuinvrouw