Koolwitjes. Dé meest bekende en meest aanwezige vlindergroep in onze Vlaamse tuinen. Groep, jawel en geen soort want ‘het koolwitje’ bestaat eigenlijk niet. Misschien klinkt dat nu wel verrassend, maar toch is het zo. Wat immers nogal gemakkelijk als ‘de koolwitjes’ benoemd wordt, bestaat immers eigenlijk uit een groep van een drietal (eigenlijk meer, zie verder in dit artikel) witjes.
Er zijn momenteel (!) drie witjes die je vrij gemakkelijk kan spotten in de meeste Vlaamse tuinen:
- Het groot koolwitje: wat hier besproken wordt
- Het klein koolwitje: zie een ander artikel
- Het klein geaderd witje: zie een ander artikel
Alle drie zijn het witjes die op elkaar lijken. Om het helemaal moeilijk te maken, zijn er ook nog twee andere waarvan één vanuit het Zuiden aan een veroveringstocht naar het noorden bezig is en vooral in het zuiden en oosten van ons land al te zien is: het scheefbloemwitje! Deze vlinder profiteert van de klimaatopwarming en breidt zijn leefgebied steeds verder naar het noorden uit. Een bespreking ervan komt zeker later nog op deze pagina’s aan bod, maar is er momenteel nog niet. Het scheefbloemwitje lijkt erg op het groot koolwitje, maar de vleugeltekening is net iets anders. Omdat we nu ook het warm water niet moeten heruitvinden, heb ik hieronder een overzicht overgenomen van de Nederlandse Vlinderstichting die de verschillen tussen de witjes haarfijn uitlegt:
Je ziet in dit overzicht de vier witjes die in Vlaanderen algemeen aan het worden zijn. Het klein geaderd witje, het klein koolwitje, het scheefbloemwitje (nu nog niet algemeen, maar dat komt) en het groot koolwitje.
De beschrijving van de vlinders spreekt voor zich, nu dus aan het werk om ze ook in het echt te gaan herkennen!
Om het dan helemaal moeilijk te maken, is er ook nog een groot geaderd witje. Dat komt bij ons echter niet voor, dus die kan al niet voor verwarring zorgen. Er zijn echter nog twee andere vlinders die kunnen verward worden met ‘onze’ vier witjes:
- Het vrouwtje van de citroenvlinder: dat kan in de vlucht voor een witje aanzien worden, maar als het in rust neerzit, dan is de vleugelvorm duidelijk helemaal anders (zie bespreking op de pagina van het de citroenvlinder);
- Het vrouwtje van het oranjetipje: ook dat kan in de vlucht aanzien worden als een witje, maar ook daar is die vlinder in rust duidelijk te herkennen van de witjes aan de onderkant van de vleugels. Die is groen-wit geblokt op de achtervleugel. Een bespreking van deze vlinder volgt later nog.
Terug naar ons groot koolwitje nu. Dat vliegt in een drietal generaties per jaar van maart tot oktober en de generaties kunnen elkaar – zeker in goede jaren – soms wat overlappen. Er vliegen dan soms al vlinders van de nieuwe generatie, terwijl er nog enkele exemplaren van de vorige ook rondfladderen. De vlinders kunnen niet als volwassen exemplaren overleven want ze hebben een minimale temperatuur van een 15-tal graden nodig, maar komen als pop de winter door.
De rupsen van het koolwitje zijn groen-geel met zwarte vlekken. Ze leven op kruisbloemigen en kunnen daar in korte tijd erg veel van eten doordat de rupsen in groepen bij elkaar leven. Dit in tegenstelling tot het klein koolwitje, waarvan de rupsen solitair leven. Helaas voor moestuinliefhebbers, behoren ook de kolen tot de groep van kruisbloemigen en jawel: daar zijn ze verzot op … Dit is echter simpel op te lossen: zet in je tuin ook ergens een groep van Oostindische kers: ook daar zijn ze verzot op. Als je dan vaststelt dat er rupsen op je kolen zitten, pluk die er handmatig af en verplaatst ze naar de Oostindische kers (die dus wel een stukje van je kolen verwijderd moet staan). Zo spaar je de rups én de kool én heb je straks toch weer geniet van al die mooie fladderbeestjes in je tuin 🙂
Hieronder nog een link naar een filmpje met een drinkend groot koolwitje op distels: