Vraag aan een groep mensen om enkele vlinders op te noemen en de dagpauwoog zal daar zeker deel van uitmaken. Het is een bijzonder aantrekkelijke, zeer kleurrijke en in het oog springende vlinder die ook niet te verwarren is met andere vlinders. De vier ‘ogen’ op de vier vleugels spreken voor zich.
Het is één van de weinige vlinders die als volwassen vlinder overwinteren in onze regio’s. Je kan de vlinder in de winter soms zien zitten onder een houtwal, in een garage of een tuinhuis. De vlinder zit daar dan roerloos stil met opgevouwen vleugels en het lijkt wel alsof die dood is. Dat is echter maar schijn. De vlinder heeft zijn metabolisme zo goed als stilgelegd en kan op die manier de winter doorkomen. Wanneer je zo een vlinder in de winter tegenkomt, laat die dan gewoon zitten waar hij zit en verstoor hem zeker niet want dat overleeft het beestje niet. In de lente wordt die vanzelf weer wakker.
De vlinder vliegt in twee generaties. De eerste van mei tot juni, de tweede van juli tot september waarna deze dieren van de tweede generatie gaan overwinteren. In gunstige jaren kan er soms nog een gedeeltelijke derde generatie optreden.
Je kan de dagpauwogen veelvuldig aantreffen in onze tuinen waar ze op allerlei planten de nodige nectar bij elkaar gaan zoeken. De vlinder is zeer mobiel en kan op één dag gemakkelijk meerdere kilometers overbruggen. Je treft de dagpauwoog dan ook in vrijwel elk biotoop aan. Er kunnen gemakkelijk vele dagpauwogen tegelijk aangetroffen worden op een zelfde plant of groep planten.
De rupsen leven van brandnetels en vormen zeker als ze nog klein zijn, grote nesten van zwarte rupsen bij elkaar. Als de rupsen groter worden, gaan ze elk hun eigen weg. Als ze gaan verpoppen, haken ze zich vast aan een stengel en laten zich dan achterover vallen en verpoppen. Die ‘hangende’ poppen komen dan na een paar weken uit en dan vliegen er weer nieuwe dagpauwogen rond. Alweer een reden dus om ook een deel brandnetels te laten staan. Zonder brandnetels immers geen prachtige dagpauwogen!