Woensdag 5 mei 2021,

Dag beste lezers,

Wat een weer, wat een weer. Zou je wel geloven dat het begin mei is? Het weer is helemaal omgeslagen van droog en koud met wind naar iets natter met heel veel wind en koud.

De eerste bladeren van de paardenkastanje liggen bedroefd op het gras.

Ze kregen niet eens de kans om uit te groeien tot een volledig blad.

Sommige bomen hebben zelfs nog geen blad! De wind schudt de frisgroene bomen en struiken stevig heen en weer.

De roze bloemen van de struikkamperfoelie staan in knop.

De Sebrights lopen zenuwachtig heen en weer in hun hok.

Zouden ze me zien zitten in de serre? Ze hebben vast zin in een fris groen slaatje.

Vorig weekend heeft manlief de Dahliaknollen in de grond gestoken. Daarna zaaide hij er een mengsel van zomerbloemen omheen.

Ja, ja, Annie jouw zaadjes zitten er ook bij. Vervolgens heeft ie er de betonijzers er weer over gelegd. Zo kunnen de kippen er niet in scharten.

In de moestuin zaaide manlief opnieuw wat erwten.

En in de serre werden dragon en stinkertjes in zaaibakjes gezaaid. De zonnebloempitten kregen een plaatsje in de moestuin. En nu … is het afwachten wat komen zal.

De serre staat vol met verschillende slaplantjes en de nieuwe radijsjes kiemen langzamerhand. Deze week hebben we kunnen genieten van verse rabarbermoes en straks maak ik slasoep. Voor tomatenplanten zijn de nachten helaas nog te koud, dus wachten we daar nog wat mee.

Onze druivelaars in de serre zijn aan de toppen wat aangetast door de vorst, maar gelukkig lopen ze toch verder uit.

Ondertussen staan nu wel de sierappels te bloeien. De donkerroze trekken de meeste aandacht dit jaar.

Ik loop de serre uit en bewonder de wolfsmelk die zo prachtig staat te bloeien.

Dan sta ik in de sierappellaan. Donkerroze bloemen,

witte bloemen

en iets lichter donkerroze

en witte bloemen wisselen elkaar af.

Een lange rozentak van de klimroos hangt over het pad, losgetrokken door de waaiende wind.

Ik loop eromheen en bekijk de kleine wolfsmelk

en de blauwe phloxtapijten tussen de rozen.

Dan loop ik langs de laatste roze sierappels de rozentuin uit.

De aluminium tuinstoelen en groene draad liggen op de grond gesmeten.

Het is heftig, zeer heftig.

De kippen en eenden zitten nog in hun hok te wachten. Ik doe de deur open en smijt wat graantjes.

Dan hef ik het slaaphok van moeder hen en de kuikens op, ze komen hongerig eten. Af en toe krijgen ze een pik van de andere hennen. Dan springen ze luid piepend op en vluchten weg. Nu zitten ze bij mama te eten. Ze zijn nog steeds met zeven. Als de kuikens hun buikje gevuld is trekt Moeder kip met hen het weiland in.

Eén hen ligt op haar buik op de grond. Ze heeft haar poot verstuikt en kan niet goed meer lopen en staan. Ik strooi wat graantjes dichter bij haar. Ze pikt ze dankbaar op. Als ik rond het hok loop zitten er al heel wat beestjes in de aarde te scharten. Een eend eet de frisgroene blaadjes van de Cornus op, een andere drinkt uit de groene bak.

De roos tegen het hok groeit weer onder de dakgoot. Die zullen we moeten afknippen.

Door de regen zijn er plots toch kleine groepjes pinksterbloemetjes boven gekomen.

Ze wiegen in de koude wind.

De zon staat hoog boven mij. Links en rechts drijven wolkenbanden voorbij.

De tulpjes in het weiland zijn ofwel verdord ofwel nog dicht. Ze openen zich niet, het is te koud.

Deze week zijn er buiten eieren verdwenen. Er lag nog een groot nest met eieren onder de struiken waar we niet bij konden. Op een ochtend waren ze allemaal verdwenen. Zou er weer een vos zijn in de buurt? Ik hoop het dan maar.

Heel traag beginnen de gele bremplanten te bloeien.

De gekleurde brem bloeit uitbundig,

heen en weer dansend in de wind. Elk jaar denken we dat het het laatste kan zijn, maar hij geeft niet op.

De witte brem begint ook …

Ik vraag me af of zo een speciale soort kan gestekt worden. Zaaien doet ie in ieder geval niet.

Uit het bos klinkt het vrolijke “suskewiet, tjief , tjaf, tjief tjaf, prrt, prrt ” en andere vogelgeluiden.

De laatste paaslelies bloeien onder de oude perelaar.

De boom torent er frisgroen boven uit.

Een eend duwt haar bek in het gras, knabbelend op iets lekkers. Een haan roept zijn hennen bijeen. Hij heeft ook iets gevonden dat ie wil delen “kukeluku, kukeluku, kom maar gauw”. Moeder Kip  zit met haar zeven kuikens tussen de paaslelies. Je ziet ze bijna niet zitten. Af en toe zie je een kopje ergens bovenuit piepen en ze laten zich natuurlijk wel horen. Ze worden groot, lopen niet altijd meer achter moeder Kip aan maar stormen voor haar uit. Moeder Kip loopt er rustig achteraan de vrolijke bende goed in de gaten houdend.

De grote, oude eik kleurt langzaam groen.

De ratelpopulieren zijn nog steeds kaal. De wilde rozen aan de bosrand liggen platgeslagen door de hevige wind.

De ossentong geeft wat kleur aan de droge bosrand.

Onder de amberboom staat een speciale paasleliesoort te bloeien.

Her en der staan pinksterbloemen langs de rand van de bloemenweide.

Een beetje verderop wandel ik tussen de gele bremplanten. “Kukelukuu, kukelukuu, kukelukuu” hanen kraaien tegen elkaar op. Kijk, daar loopt de zwarte Cochinhaan op zijn gemak bij een groepje hennen.

De pimpelmees zit in de amandelboom. Hij kijkt aandachtig rond en als de kust veilig blijkt duikt ie snel naar het vogelhuisje onder de rozenpergola. Zijn kroost is klein … heel klein. Hij heeft slechts één jong. De vogels hebben het lastig. Ze vinden nauwelijks insecten en het is heel de tijd koud. Maar ze hebben geen tijd om daar over te piekeren en geven niet op. Ik loop terug door de prachtige sierappellaan de serre in. Het is tijd om sla te snijden.

Na het eten lees ik even in mijn boek. Daarna neem ik de fiets en rij tot in het dorp. De pmd’s zijn op en ik neem nog wat mee voor dochter- en zoonlief uit de supermarkt. Dan zet ik mijn tocht verder naar de bakker. Even een brood halen en manlief wou graag een taartje. Ik sta verbaasd hoeveel deugd zo een fietstochtje kan doen, even vrij in de open lucht over de velden kijken. Dit moet ik meer doen.

Nu zit ik aan de houten tuintafel om me heen te kijken. Onder Nestor bloeit een donkere Geranium.

Nestor staat vol met geurende, witte bloemen.

In het vogelhuisje onder de boom zitten jongen van de koolmees. Je hoort ze roepen ” Wij hebben honger, mama, papa, waar zijn jullie ?”. De ouders vliegen druk heen en weer.

De kleine wolfsmelk staat helemaal open en vormt een laag haagje langs het terraspad.

In een ander park steekt het roodbruin blad van de Heuchera mooi af tegen het groen.

De madeliefjes richten fier hun bloemetjes naar de zon.

Ze vormen witte groepjes in het gras.

De Japanse kerselaar is bijna uitgebloeid.

De paarse Magnolia staat nog steeds te bloeien terwijl zijn frisgroene bladeren aan de takken verschijnen.

“Twiet, twiet, twiet, twiet” klinkt het vanuit de zijtuin. Even kijken wie daar zo mooi zit te zingen. Ik sluip voorzichtig rond de struik, maar de vogel gaat vliegen. Ik zie nog net een rode borst. Zou het het roodborstje zijn ? Toch niet, ik hoor hem nog steeds dus ie moet daar nog ergens zitten. En dan … zie ik hem of haar. Hij wiegt in de prunus mee met de wind. Het is de tjif tjaf. De koolmees vliegt over. “Geen tijd te verliezen, mijn jongen hebben honger” zingt hij.

“Tuut, tuut, tuut, tuut” roept het koppel pimpelmezen in de nog kale blauwe regen. Ze moeten hun jongen voederen, maar vertrouwen mij niet in hun buurt. Ik ga dan maar in een hoekje op de grond zitten om ze gade te slaan.

Eindelijk beginnen er groene bloemknoppen aan de meiklokjes te verschijnen, maar ze zijn er nog niet.

Ik hoop dat ze bloeien tegen moederdag, dan kan ik er wat op tafel zetten.

De meeste hosta’s zijn ondertussen uitgelopen. Dan ga ik eens naar onze laatste nieuwe toverhazelaar kijken.

Enkel de bovenste takken zijn uitgelopen, de onderste staan er kaal bij. Gelukkig dat het niet omgekeerd is, hij zal wel groeien.

De Prunus lauracus “Otto Luyken” staat volop te bloeien.

Ik piep eventjes in het gangetje achter de Prunus en de spar. Een beetje verderop ligt een klein ei op de grond.

Als ik het van dichterbij bekijk zie ik dat er een opening in zit en het leeg is. Zou het geroofd zijn of is er hier ergens boven mijn hoofd een jong babyvogeltje geboren ? Maar dan zie ik dat er hier ook een duif  in haar vlucht gepakt is en misschien was dat wel de moeder of vader van dat jong ?!

Terug uit het park heb ik een boordsteen op om wat kruid te verwijderen. Onder de boordsteen zitten een heleboel zwarte miertjes die druk aan het werk zijn. “Sorry beestjes dat ik jullie in jullie bezigheden stoor !” denk ik.

Paardebloemen, madelieven, paarse en roze dovenetel, Primula’s en hondsdraf geven kleur aan het gras.

Langs de andere kant van de treurwilg staat een groepje zwammen in het gras.

We denken dat het harde voorjaarssatijnzwammen zijn, maar zijn niet helemaal zeker.

Dan loop ik voorzichtig tussen de zinken kuipen van de Hosta’s door het park in. Onder de Aucuba en Choisya tussen een heleboel esdoornzaailingen vind ik een verdrongen elfenbloem terug. Verdorie het is weer niet gelukt om hem te verzetten ! Manlief heeft gisteren nog voorgesteld om eens alle planten die we tegenkomen in de tuin die moeten verzet worden op te lijsten. Zo vinden we ze dan gemakkelijk terug tegen dat het zo ver is … .

Hier zo laag bij de grond tussen de planten voel ik me erg verbonden met de natuur. Vogels schieten vlakbij langs in volle vlucht. Ze zien mij niet. Zo zou ik er liever geen tegen mij krijgen ! En daar onder de brem en tussen de asters staat nog een elfenbloem.

Die plant is best wel groot en mag blijven staan. De asters te dicht erbij verwijder ik en ik hou het de rest van het jaar in de gaten. Langs de andere kant van de Choisya staat nog een derde elfenbloem te bloeien.

Oh, zo mooi. Maar ook die zit ondergedoken. De Choisya is de laatste jaren enorm gegroeid. Hij voelt zich hier op en top !

In de border vooraan zijn de Helleborussen goed vertrokken. Ze maken veel bladeren en achteraan hebben ze zich goed uitgezaaid.

Daar mogen ze gerust een tapijt vormen.

Een beetje verderop staat een hele groep boshyacinten te bloeien. Je moet wel dicht bij de border staan om ze goed te kunnen zien. Ze zitten verstopt achter de struiken, maar ze breiden zich jaar na jaar uit. Het komt helemaal goed met dit park.

In de vijver zie ik nog steeds beweging. Kermit, de kikker steekt zijn kop omhoog. Maja, de bij vliegt over het water op zoek naar een plekje waar ze kan landen om te drinken. De vogels zingen dat het een lieve lust is. De krentenboom staat in blad, de esdoorn nog niet.

De donkere bladeren van de beuk steek mooi af tegen de kleur van de Skimmia.

Ik wandel terug naar achteren langs de gele irissen

en de vergeet-mij-nietjes.

In het droge park bloeit het zenegroen.

De koolmees zoekt in de eik naar insecten. Met een goede vangst vliegt ie snel terug naar zijn nest.

Voor het tuinhuis dansen insecten in de lucht. Ze zijn er dan toch … gelukkig maar.

De sierappel hier staat te bloeien en zet heel de tuin in een heerlijke zoete bloemengeur.

In de schaduwtuin bloeit een Azalea.

Maar, oh neen, de maagdenpalm neemt heel het park in. Ik ga er binnenkort eens goed in snoeien zodat de varens weer hun ding kunnen doen.

Vooraan sieren de groene bladeren van de Podophyllum pleianthus  de schaduwtuin.

En verderop staat nog een hele mooie elfenbloem te bloeien.

In dochterlief haar tuintje bloeien de violen en begint een blauwe Salvia rustig haar bloemetjes te openen.

In Kjell zijn tuintje begint een lichtblauwe Salvia haar bloemetjes te openen

en bloeit de witte judaspenning.

Achter de takkenwal bloeit de parelstruik uitbundig naast de frisgroene erwtenstruik …

En zo zou ik nog meer kunnen vertellen maar … hier stopt mijn verhaal voor vandaag.  Ik begin straks vast weer aan een nieuw.

Warme groeten

De Tuinvrouw